Categorieën
Analyses Meningen Voorpagina

‘Slecht voor het land, goed voor de krant!’

Nederlandse parlementaire journalisten worden door veel nieuwskijkers en politieke junkies bewonderd om hun standvastigheid, kennis van zaken en hun vermogen om heel ingewikkelde zaken terug te brengen tot de essentie. Dat is in ieder geval het beeld dat veel mensen delen. Echter, de buitenlandse journalist die de journalistieke Haagse kaasstolp oplicht zal direct bijna bedwelmd raken door de valse meur die eronder vandaan komt. Nederlandse parlementaire journalisten lijken niet veel interesse in eventuele kennis van zaken te hebben en met dat vermogen om zaken terug te brengen tot ‘de essentie’ valt het ook wel mee; de journalisten lijken namelijk maar één essentie te kennen, en dat is kijken of ze ruzie kunnen stoken.

“‘Slecht voor het land, goed voor de krant!’, zeg ik altijd maar,” zei de presentator van een landelijk actualiteitenprogramma lachend tegen mij, terwijl we na een live-uitzending van het programma van de studio naar de afschmink-kamer liepen. Ik was zelf niet de geïnterviewde maar iemand met wie ik meegereden was, en het interview betrof een politiek onderwerp en een politieke partij die nu in zwaar weer verkeert, en na het interview was ik in gesprek geraakt met de presentator over de problemen binnen die partij. De geïnterviewde maakte deel uit van een groepering binnen een grote politieke partij die middels het verkrijgen van steun voor die moties op een partijcongres hoopt de partij zelf tot een andere koers te dwingen.

Sinds de groepering zijn plannen bekendmaakte aan de pers, ging het al nauwelijks tot niet over de inhoud van de moties waarvoor de groepering steun van gewone partijleden hoopt te vergaren. In plaats daarvan besprong het parlementaire journaille de vertegenwoordigers van die groep met alleen vragen als “is dit nu harde kritiek op de partijleiding?”, “vindt u dat de politiek leider af moet treden?”, “wilt u een revolutie creëren om de partijleiding te vervangen?”, “heeft de politiek leider al gereageerd en zo ja, wat zei hij?”, en zo verder.

De inhoud van de moties? Het interesseerde ze nauwelijks en dat is nogal ironisch, want tot nu toe iedere parlementaire journalist die geïnterviewd is in deze of gene publicatie beweent zich altijd weer over “het gebrek aan inhoud in het politieke debat”. Sterker, de presentator uit de eerste alinea hierboven beklaagde zich hier vrijwel iedere twee weken over in zijn column in het blaadje van de NVJ. De beste man heeft dus óf last van multiple personality disorder, of een tweelingbroer die hij nooit meer spreekt als ghostwriter van zijn columns. Want met zijn ‘slecht voor het land, goed voor de krant!’ spreekt hij zichzelf op een pijnlijk belachelijke manier tegen. Gezien zijn werkwijze gaat het hem meer om poppetjes, ruzies en de vorm dan om de inhoud.

Of – en dat is natuurlijk nóg erger – hij lult maar wat in zijn columns, en zijn tegeltjeswijsheid is hoe hij echt denkt over zijn vak, en hoe hij daar invulling aan geeft. Ik vrees dat dit inderdaad het geval is en ik ben ervan overtuigd dat vrijwel alle parlementaire journalisten zo denken.

In die overtuiging werd ik gesterkt door een persconferentie die de eerder genoemde groepering belegde. Die ging ongeveer zo.

Eén van de leden hield een praatje, waarbij hij zijn mede-leden van de groep introduceerde tegenover werkelijk iedereen die er toe doet in de parlementaire journalistiek, van radio tot nieuwsdienst tot krant en televiesiezender. Vervolgens legden twee andere leden na elkaar keurig en in simpele bewoordingen de twee moties uit – en die moties zijn bepaald niet misselijk, maar gaan beiden over politieke inhoud. Niet meer, maar ook niet minder. Vervolgens legde een ander groepslid uit wat men hoopt te bereiken met de moties – inhoudelijke en puur organisatorische veranderingen – waarna de aanwezige journalisten vragen konden stellen.

De eerste vraag was van één van de meest ervaren en door kijkers van zijn nieuwsprogramma veel bewonderde journalist, en luidde meteen de eerste, voorspelbare vragencyclus in. “Kunt u namen van bekende politici uit de partij noemen die de moties steunen?” Antwoord: “nee, want die hebben wij welbewust niet opgezocht omdat dit inhoudelijke moties betreft, waar juist de basis – de gewóne leden – over beslissen tijdens het congres. We willen zelf géén parade van poppetjes.”

Volgende vraag, van een andere maar even zo goed bekende journalist: “Zijn er dan bekende politici die aangegeven hebben dat ze sympathiseren?” Antwoord: “Nee, want we wilden dus nou eens niet een parade van bekende Nederlanders voorbij laten trekken maar juist gewóne leden zich laten uitspreken en de moties laten ondertekenen.” Volgende vraag – nee, opmerking: “Hoe kunt u zonder namen van bekende voormalige ministers of anderen draagvlak voor uw moties creëren?”

Zucht.

Wat men wilde was overduidelijk. Ze wilden niet de namen van mensen omdat die de moties ondersteunden maar puur en alleen omdat ze vervolgens die mensen wilden opzoeken en zeer vervelende vragen over de politiek leider van hun partij gaan stellen, teneinde alsnog een rel te creëren.

Dezelfde vragen werden nog lang herhaald, maar goed: tot zover het gehannes over namen en niks over de inhoud. Vervolgens kwam de tweede, en net zo voorspelbare vragencyclus. Vraag van een andere journalist: “als het partijcongres deze moties aanneemt, dan is de positie van de politiek leider toch onhoudbaar?” Antwoord: “Daar gaat het ons helemaal niet om, of iemands positie houdbaar is of niet en wat ons betreft hóeft de positie van niemand onhoudbaar te worden. Het gaat ons om de inhoud van de moties en de inhoudelijke koers van de partij.” Vraag van een andere journalist: “Gezien de moties en wat zij impliceren en gezien al wat u gezegd heeft, vindt u dus dat de politiek leider het goed doet?” Alweer een vraag die niet de moties centraal stelde, maar alleen maar over het poppetje aan de top ging. Andere vraag: “Moet de politiek leider opstappen, wat u betreft?” “Vindt u dat de politiek leider zijn leiderschap moet neerleggen?”

Eén keer, tijdens een een-tweetje met een journalist na de persconferentie, zei één van de groepsleden met nadruk dat het toch vooral om de inhoud van de moties ging en zou moeten gaan, en niets anders. Waarop het een seconde of twee stil bleef, en de journalist niets anders uit kon brengen dan: “Ja maar – uw partij heeft haar handtekening gezet onder het huidige regeerakkoord. Als het partijcongres deze moties aanneemt, dan moet de partij toch uit de regering stappen?”

Ik stond perplex. Dit waren dus bijna allemaal journalisten die zich de afgelopen jaren beklaagd hebben over het gebrek aan inhoud in de Nederlandse politiek en de verslaggeving, en ze zaten nu bijna unaniem te vissen naar manieren waarop ze misschien ruzies konden creëren.

Eén van de grote klachten na de verkiezingscampagne 2002 en de moord op Pim Fortuyn was nu juist dat de Nederlandse journalistiek (en dus ook de parlementaire!) net als de Haagse politici vastzaten onder de zogenaamde ‘Haagse kaasstolp’, en dat zij – net als de politici – geen oog en oor hadden voor de simpele burger op straat. Nu richtte een groepering zich dan explicit op die gewone burger, in dit geval eenvoudige leden van een partij, en de heren journalisten taanden er niet eens naar. Ze wilden slechts namen die bekend waren uit de kaasstolp en probeerden de leidende figuren van de groepering alleen maar te verleiden tot het doen van eventuele politieke danwel beschadigende uitspraken over andere Haagse poppetjes, teneinde ruzie te stoken.

Dit journalistieke Herrenvolk bestijgt in columns, interviews en fora de hoogste morele trede maar zodra het puntje bij het paaltje komt, vertegenwoordigen zij het ergste van hetgeen zij zeggen te verafschuwen. Walgelijk. Dus, beste krantenlezer, luisteraar, websitebezoeker en televisiekijker: vanaf nu weet u wel beter. Meldt een Haagse journalist zich, wantrouw het dan. Filter zijn of haar woorden, want het zijn juist de ergste zaken die zij niet aan het licht brengen. Ze versimpelen, maar niet in uw belang; zij maken hun eigen agenda, met als uitgangspunt het soort nieuws dat zij belangrijk vinden, ongeacht de vraag of u dat nieuws net zo belangrijk vindt.

‘Slecht voor het land, goed voor de krant!’

Tijd voor wat moties op bepaalde redacties, lijkt mij zo.