Categorieën
Analyses Politieke Communicatie

Profileringsdrang versus bestuurbaarheid

In De Volkskrant stelt Raoul du Pré, chef politieke redactie van die krant, voor dat een volgend regeerakkoord over hoofdlijnen gaat. Wisselende meerderheden zijn te vinden voor voorstellen. Sympathiek idee, maar om typisch Haagse redenen gaat het niet werken.

Het zou om meerdere redenen goed zijn als coalitiepartijen na de volgende verkiezingen niet meer in een achterkamertje gaan zitten om een regeerakkoord bijeen te knutselen. Dit leidt tot kabinetten die ingesnoerd zijn, schrijft du Pré. Dit vanwege het kabinet-Rutte III dat de regie kwijt lijkt te zijn, maar te aan elkaar vastgeklonken is door politieke verhoudingen, wat het bestuur van het land niet ten goede komt, aldus du Pré.

In het huidige bestel leidt één en ander in het beste geval tot compromissen waarin het beste uit beide werelden verenigd is. In het slechtste geval komen coalitiepartijen ergens gewoon écht niet uit, wat leidt tot halfbakken voorstellen of – nog erger – uitstelgedrag. Toch zal ‘Den Haag’ zich vanwege de partijpolitieke profileringsbelangen verzetten tegen het idee van een regeerakkoord op hoofdlijnen.

Du Pré stelt als mogelijke oplossing voor dat een volgend regeerakkoord vooral over hoofdlijnen gaat. Daarna staat het de coalitiepartijen vrij om voor voorstellen wisselende meerderheden in de Tweede Kamer te vinden.

Een zuivere gedachte. Wat is nu democratischer dan dat volksvertegenwoordigende partijen elkaar vinden op onderwerpen waar zij het over eens zijn?

Een voorbeeld: partijen als de VVD, het CDA, de PVV, de SGP en FvD hebben veel raakvlakken op het terrein van immigratie en integratie. De partijen denken daar in meer of mindere mate grotendeels hetzelfde over: immigratie moet restrictiever, integratie moet sneller en dwingender.

Sterker, het zou zelfs kunnen dat die – toch rechtse – partijen op deelonderwerpen misschien zelfs linkse partijen aan hun zijde vinden. Neem bijvoorbeeld het thema ‘opvang in de regio’ van immigranten: velen zijn het vergeten, maar de SP vond al in de jaren ’80 hetzelfde.

Of neem de pensioenleeftijd. Daar kunnen linkse partijen juist wellicht weer rechtse partijen als de PVV en 50Plus aan hun zijde vinden. Volksvertegenwoordigende democratie in optima forma, zou je denken – what’s not to like?

Haagse Wetjes

Wat Haagse mores in de afgelopen decennia leren is dat de leidende figuren in de politieke partijen dat idee niet liken. De belangrijkste reden is de eigen profilering.

Op links en rechts heb je partijen die in die linkse en rechtse blokken met elkaar concurreren. Ze zeggen het natuurlijk niet hardop, maar SP, Groenlinks, Partij voor de Dieren en PvdA concurreren met elkaar, en op rechts doen VVD, PVV, FvD, CDA, 50Plus en SGP dat. Tussen de blokken in – of althans, zo presenteren zij zichzelf graag – heb je D66 en Christenunie, die al naar gelang de tijdgeest zich aansluiten bij linkse of rechtse partijen.

Juist deze onderlinge concurrentie maakt dat de partijen in die blokken zich graag van elkaar onderscheiden – omdat ze in grotendeels dezelfde vijvers vissen, dus strijden om de stem van overlappende kiezers. ‘Ieder voor zich en god voor ons allen’, is het devies. Als je dan steeds samenwerkingsverbanden overeenkomt op diverse onderdelen, wordt het moeilijk je van de andere partijen in jouw blok te onderscheiden.

Zeer waarschijnlijk krijg je door de diepgewortelde profilerings-drang ‘haantje de voorste’-gedrag. Een Thierry Baudet zal het eindproduct van wetsvoorstel X willen claimen, maar Klaas Dijkhoff van de VVD, Geert Wilders en de partijleider van het CDA ook.

Zeker partijen als de VVD en het CDA zullen qua communicatie constant in een spagaat zitten. Zij binden immers ook kiezers-groepen aan zich die juist niets moeten hebben van Thierry Baudet en Geert Wilders.

Kortom, de regie voeren over je eigen profilering wordt moeilijker. De kans wordt groter dat kiezers het onderscheid tussen jouw partij en de concurrenten minder duidelijk wordt. Daar zitten de Haagse mannetjesmakers niet op te wachten.

Regeerakkoorden regelen ook wat je niet wilt

Er valt veel te zeggen voor de argumentatie van du Pré dat er in ieder geval iets moet veranderen. En toch.

Regeerakkoorden hebben niet één, maar twee functies. De eerste is uiteraard dat partijen overeenstemming vinden over wat zij gezamenlijk willen bereiken in een regeerperiode. De tweede, soms onderbelichte functie is júist dat de partijen elkaar insnoeren.

Nogmaals het voorbeeld over restrictief immigratiebeleid. Het regeerakkoord voor Rutte-III is er juist ook omdat D66 en Christenunie daar weinig in zien. Door het regeerakkoord mogen VVD en CDA niet even een uitstapje maken en toch zulk beleid voor elkaar boksen met een gelegenheidscoalitie van VVD, CDA, PVV, SGP en FVD. Zo bezien maken VVD en CDA een soort knieval voor D66 en Christenunie.

Partijen zorgen er met een regeerakkoord dus ook voor dat er geen dingen gebeuren die zij niet willen. Als je een bestel voor regeerakkoorden op hoofdlijnen invoert, geef je die macht, dat vetorecht op.

Een bijkomend probleem is dat ministersploegen echt alleen nog maar uitvoerders worden. In Rutte-II morde menig minister al over de overleggen tussen de politiek leiders op de maandagochtend, waarin politieke besluiten afgekaart werden en een minister maar moest aanhoren wat voor zijn of haar ministerie besloten was.

Het verlies van de meerderheid van VVD en PvdA in de Eerste Kamer maakte dat de regeringspartijen om de haverklap met bonte coalities aan tafel moesten om compromissen te bereiken. Oppositiepartij D66 wist dat in de profileringsslag maximaal uit te buiten. Precies de ontwikkeling die de mannetjesmakers vrezen: het verlies van regie over de profilering.

Hoewel die maandachtochtend-overlegjes niet nieuw waren – vroeger gebeurde dat in het ‘Torentjesoverleg’ al – zal een premier er bepaald geen zin hebben om dag in, dag uit met zes of zeven partijen rond de tafel te moeten om tot een meerderheid te komen over iets. De kans op ongelukken wordt ook groter. Zoals schrijver Barry Smit opmerkte: wat als een minister het echt niet eens is met een meerderheidsvoorstel en weigert er uitvoering aan te geven? Dan moet om de haverklap een nieuw bewindspersoon gevonden worden.

Geef vóór de verkiezingen al duidelijkheid

Hoogleraar politicologie Tom van der Meer merkte al vaker op dat partijen nu de kaarten tegen de borst houden. Als kiezer moet je na de stembusgang maar afwachten hoe het landsbestuur eruit komt te zien. Ook in het voorstel van du Pré blijft deze black box bestaan.

Waarom dan niet vóór de verkiezingen al klare wijn schenken?

Een vaak gehoorde klacht is dat premiers geen visie hebben. Dat kan ook niet; hoe moet je als primus interpares in hemelsnaam één visie op het land formuleren als je meerdere coalitiepartijen met verschillende visies bijeen houdt?

Veel van bovenstaande problemen vinden een oplossing in het vaststellen van hoofdlijnen vóórdat de kiezer gaat stemmen. Neem een voorbeeld aan het Deense model.

Daar komen partijen uit de linkse en rechtse blokken ver vóór verkiezingsdag bijeen om een ‘schaduw-regeerakkoord’ op hoofdlijnen vast te stellen. Daarmee gaan zij de verkiezingen in. Het staat de partijen in die blokken vrij om zich op punten te profileren opdat zij zich alsnog kunnen onderscheiden van elkaar. Maar op de hoofdlijnen waar zij het met elkaar over eens zijn geven zij gezamenlijk tegengas aan de partijen in het andere blok. Zo kun je niet alleen stemmen op de partij van jouw eigen keuze, maar ook voor een visie voor het land.

Natuurlijk, ook hier zullen de PR-soldaten steigeren, want op deze manier dreigt ook dat het moeilijker wordt voor de eigen partij om zich te onderscheiden. Daarom is het belangrijk dat de stemblokken al vóór de verkiezingen op hoofdlijnen tot overeenkomst komen en dat zij vóór verkiezingsdag ook afspreken waar zij elkaar de ruimte geven om zich te profileren.