De voordeur valt dicht en dan blijft het opeens, voor het eerst in acht jaar, stil in huis. Geen getik meer van kattennageltjes op het parket die naar mij toe komen, geen kopje meer tegen mijn scheenbeen en dan snel, snel, snel naar de kast waar het eten staat. Of – vaker – een licht verstoorde blik van jou, een wakker geschrokken, iets te zware kater die deed waar je zo goed in was: heerlijk slapen op het zachte bed, waar je zo graag op sprong om je lekker in het nog warme dekbed te wurmen, het liefst daar waar ik sliep – ik denk ook omdat mijn geur daar hing. Dat wil ik in ieder geval graag geloven.
