Ik sluit mijn computer af en hoor een sirene. Ik sta op, loop naar het raam en kijk naar buiten. Beneden, op de straat, scheurt een politieauto voorbij. Zit achter twee scooters aan met Marokkanen erop. Dan hoor ik een doffe explosie. Althans, dat klonk zo. Aan de andere kant van de stad zie ik in de verte twee dikke, zwarte rookpluimen opstijgen. Ik zucht. Ik schuif het loodzware kogelvrije vest over mijn hoofd en schouders, bind de onderkant vast met het klitteband, trek mijn jas aan en controleer het pistool in mijn binnenzak. Het voelt koud aan. Tijd om naar huis te gaan.
Ik loop langs het kantoortje waar mijn baas zit. Hij zit vastgebonden aan zijn stoel, met tape. Aan het tape zijn blaadjes met regels, regels en nog eens regels geplakt. Wanhopig kijkt hij om zich heen. Hij kan niet ondernemen, de regels houden hem tegen.
Ik loop het gebouw uit en kijk schichtig om mij heen. Ik loop snel door, want dat heb ik inmiddels wel geleerd. De meeste mensen die tot nu toe iets overkwam in de krant, waren laks geweest. Te langzaam, liepen niet strijdig genoeg. Je moet uitstralen dat je bereid bent tot actie, tot een gevecht. Vooral bozig kijken, dan durven ze minder snel iets te doen.
Ik probeer altijd flink vooruit te kijken. Voor het geval dat er een groepje hangjongeren staat. Je weet het nooit. Dan kan ik op een flinke afstand al op hen anticiperen, misschien omlopen. Hoewel, misschien stop ik daar nu mee en trek ik gewoon mijn pistool als ze – ik schrik, want van linksachter mij komt opeens met volle vaart een scooter aanzetten. Goedkope gewatteerde jas, bontkraag, zwarte krulletjes op de kruin, boven de oren bijna kaalgeschoren, gouden ringen, nieuwe Aprilia scooter.
Het is een Marokkaan, dus die scooter is gejat of gekocht van een heler. En dat natuurlijk met crimineel geld want Marokkaanse jongeren werken niet, las ik gisteren. Dit bedenk ik mij in een flits terwijl het randcrimineeltje langs scheurt. Hoeveel oma’tjes heeft hij daarvoor beroofd? Of hoeveel drugs verkocht?
De scooter rijdt door en verdwijnt verderop uit het zicht. Ik loop verder en steek de brug over die ik altijd, iedere ochtend en iedere avond oversteek, op weg naar huis. Daarvoor moet ik eerst een fietspad oversteken. Net als ik dat wil doen, hoor ik een geschreeuw, rechts van mij. Ik stop met lopen en kijk in de richting van het geluid. Twee Surinaamse meisjes — of Antilliaans, dat weet ik nooit — komen aanfietsen. Ze schreeuwden niet, maar lachten kennelijk. Ik vind het net schreeuwen. Zijn altijd luid in alles wat ze doen als ze op de televisie zijn.
Ik loop de brug op en zie aan de andere kant iemand mij tegemoet lopen. Zwarte pantoffels, witte flabberige kleding, meer een soort groot uitgevallen pyjama. Hij heeft een baard, draagt een brilletje en een soort witte, grote keppel op zijn hoofd. Lijkt wel een beetje op wat joden ook dragen, maar dan groter.
Ik weet wat hij is. Daar is geen twijfel over. Ik weet ook wat hij wil. Van mij wil. Wat hij wil met mijn land. Ze lezen de verkeerde boeken, en luisteren alleen maar naar fanatiekelingen met grote baarden, die in hun moskee iedere dag verkondigen dat alle blanke Nederlanders criminelen zijn, omdat zij niet geloven in Allah.
Ik ben zelf nog nooit in een moskee geweest. Ik kijk wel uit. Voor je het weet heb je een mes tussen je ribben. Die moslims schijnen behoorlijk agressief te kunnen worden, hoorde ik. En dat soort mensen, het soort dat mij nu nadert, nog maar tien meter van mij af is, dat soort wil mijn land overnemen. Mij vertellen hoe ik moet leven. Dat soort blaast torens op, bombardeert onschuldigen.
Wat moet ik doen? Gewoon doorlopen? Hij stinkt vast ook nog, ik heb gehoord dat die mensen thuis nogal onhygienisch zijn. Kan ook niet anders, met zo’n baard. Kan ik met een wijde boog om hem heen? Moet ik dat eigenlijk wel doen? Straks ziet hij het als toegeeflijkheid, ziet hij – denkt hij dat ik bang voor hem ben, ofzo. Ja, dag. Wat nou “angst”, mannetje. Ik steek de duim van mijn linkerhand uit in mijn jaszak, en voel de zware loop van mijn pistool. Kom maar, denk ik. Kom maar.
En in een flits is het voorbij. Ik ben gewoon langs hem gelopen. Hij deed niets, ik deed niets. Deze keer niet. Maar misschien de volgende keer wel.
Ik ben bijna thuis, maar besluit dat ik nog even moet pinnen. Ik heb bijna geen geld meer in mijn portemonnee en ik moet later toch nog even wat dingetjes halen. Dus ik duw mijn pinkaart in de gleuf, en controleer mijn saldo. Een aardig bedrag, zeer aardig zelfs, maar ik weet dat het veel meer had kunnen zijn als die verdomde linksen hun hebberige handjes van mijn geld – mijn geld! -af hadden gehouden. Voor hun leuke linkse dingen.
Overigens, over geld gesproken – ik moet morgen naar het ziekenhuis! Dat was ik bijna vergeten. Ik bedenk me dat mijn nieuwe zorgverzekeringspas thuis ligt, in de lade. Hij is nieuw, ik had hem nog niet in mijn portemonnee gestopt. Toch handig; je loopt het ziekenhuis in, krijgt je behandeling, laat je pasje zien, en hop. Klaar. Je gaat weer naar huis. Verder niets.
Maar ja, hoe lang nog?, denk ik terwijl ik besluit 100 euro te pinnen. Ik las vandaag op een site dat de linksen de zorg willen afbreken. Zijn ze al jaren mee bezig, sinds ze het oprichtten. Gelukkig zijn er ook andere partijen die het alleen maar willen hervormen.
Wat weten zij daar nou van. Ze moesten eens weten wat ik allemaal meemaak op een dag.
Communicatiestrateeg en schrijver van het boek ‘Megafoonpolitiek‘. Op Twitter te vinden als @kajleers. Politiek bewust, voormalig financieel-economisch journalist, muziekmaker, professionele kletskous, schrijver. Geeft ook social media-trainingen, denkt graag met je mee over communicatiestrategie. En ja, content is en blijft King.
3 reacties op “Leven met Geert in mijn hoofd”
Vergis je niet, het eerste dat de liberaal Wilders doet zodra hij aan de macht komt is de zorg volledig privatiseren.
Briljant! al je stukken trouwens
[…] Kaj Leers, financieel journalist, leeft zich in in het referentiekader van een PVV-aanhanger en het resultaat is niet bepaald fris en fruitig te noemen; Ik ben zelf nog nooit in een moskee geweest. Ik kijk wel uit. Voor je het weet heb je een mes tussen je ribben. (meer) […]