Partijen die zich afvragen hoe zet het op moeten nemen tegen de Trumps van deze wereld doen er goed aan zich te beseffen dat kiezersgroepen minder homogeen zijn dan zij lijken. En dus in te zetten op het identificeren van de verschillende subgroepen en hen buiten de leider om te benaderen met specifieke, op die groepjes afgestemde boodschappen. Dat is geen strategie voor de korte termijn en zeker arbeidsintensief, maar uiteindelijk een veel effectievere dan de leider aanvallen.Â
Stel, je de bent de politiek leider van Partij Y in een parlement met meerdere partijen. Er bestaat een groep (potentiële) kiezers die een hekel heeft aan de leider van Partij X die aan de andere kant van de ideologische kloof opereert. Jouw Partij Y staat dus qua overtuigingen diametraal tegenover partij X. Jij, van Y, wilt graag voorkomen dat X aan de macht komt.
Tegelijkertijd concurreer jij aan jouw kant van de ideologische kloof met meerdere partijen om dezelfde (potentiële) kiezersgroep. Is je doel je eigen (potentiële) kiezers aan je te binden, dan val je de leider van Partij X aan.
Dat heeft één groot voordeel. Mogelijk win je als partij van je directe concurrenten op je eigen politieke flank en wordt jouw partij daar de grootste. Waarom? Omdat kiezers aan jouw kant van de ideologische kloof jou zien als de vaandeldrager in de strijd tegen Partij X.
Maar er is tevens een groot nadeel: je maakt Partij X waarschijnlijk ook groter. Want hij of zij zal op zijn of haar beurt ook (potentiële) kiezers van die andere flank aan zich binden, ten koste van de directe concurrentie aan die andere kant van de kloof.
De leider aanvallen is vaak contraproductief
Maar los van de voor- en nadelen is de les dus dat als je doel is te voorkomen dat Partij X groter wordt, het direct aanvallen van de leider van die partij contraproductief kan zijn. En dat blijkt ook. Sinds Donald Trump tot leider van de Republikeinse partij gekozen werd, en zeker nu hij president is, zie je het klassieke verschijnsel dat zijn kiezers zich met iedere aanval op hem juist meer achter hem scharen – ook kiezers die om een deelbelang op hem stemden. Een aanval op hem beschouwen zij als een aanval op hen zelf.
Hetzelfde verschijnsel trad op bij Pim Fortuyn, nu bij Geert Wilders en Thierry Baudet – en zeker wanneer de aanvallen van de andere kant van de ideologische kloof komen. Het ‘wij versus zij’-gevoel treedt in, groepsidentificatie treedt op – wat gevoelsgedreven is, niet rationeel – en dat wordt met iedere uiting van kritiek alleen maar versterkt. Dat heeft alles te maken met psychologie, veel minder met sociologie en politicologie.
Zie in dit verband ook – het is slechts één klassiek voorbeeld van vandaag, 25 juli 2018 – het amusante twitterdraadje van Tom Nichols, een conservatief-rechtse opiniemaker in de VS die niks moet hebben van Trump. Hij raakt in gesprek met twee Trump-kiezers. Nichols snapt uiteindelijk helemaal niets van die kiezers; temeer omdat één van hen in 2012 nog op Obama stemde.
Natuurlijk, er zijn uitzonderingen. Want context is koning. Soms kan de leider van een partij juist wél direct en met succes worden aangevallen als je doel is zijn of haar eigen supporters van hem of haar weg te jagen. Bijvoorbeeld wanneer de leider van Partij X zelf een enorme uitglijder heeft gemaakt en hij of zij daarop aangesproken kan worden.
Een sprekend voorbeeld was hoe Mitt Romney, de uitdager van Barack Obama in 2012, stiekem gefilmd werd toen hij de helft van het Amerikaanse volk beledigde in een besloten bijeenkomst. Onder die groep mensen bevonden zich ook Republikeinse kiezers. Een ander voorbeeld is Hillary Clinton, toen zij in een publieke toespraak een deel van het electoraat wegzette als ‘deplorables’ (letterlijk: betreurenswaardigen). Een niet onaanzienlijke kiezersgroep in achteraf cruciale staten voelde zich diep beledigd. Onder hen nogal wat kiezers die in 2008 en 2012 nog op Barack Obama hadden gestemd, die in alles het tegenovergestelde van Donald Trump was, maar in 2016 dus op Trump stemden.
De isolatiestrategie werkt, maar is riskant op de lange termijn
De leider aanvallen kan ook werken wanneer er een voor kiezers aantrekkelijk alternatief is voor Partij X en Partij X politiek geïsoleerd kan worden, zoals politicoloog Joost van Spanje aantoonde met onderzoek.
Een recent voorbeeld van deze strategie is de isolatie van de PVV in de laatste verkiezingen. De enige partijen met wie Geert Wilders geloofwaardig een coalitie zou kunnen vormen, de VVD en het CDA, sloten hem uit, waardoor hij geïsoleerd kwam te staan. De kans op machtsvorming en dus de realisatie van Wilders’ ideeën was voor kiezers daarmee verkeken. Een stem op hem zou niet veel opleveren.
Tegelijkertijd wierp de VVD zich op als een soort gematigder alternatief voor de PVV. En dus joeg de VVD kiezers weg bij de PVV en trok het tegelijkertijd kiezers aan. Daarnaast negeerde VVD de partijen aan de andere kant van de ideologische kloof, juist om een tweestrijd met een linkse partij – die zo’n partij dus zou kunnen helpen groter te worden aan die kant van de kloof – uit de weg te gaan. Goed, dus dit werkte voor de VVD: de verliezen werden beperkt en de partij werd de grootste. Maar de VVD is intussen als gevolg van die strategie jegens de PVV wel opgeschoven richting de standpunten van de PVV.
Links versus rechts: grotere uitdaging
Maar wat nu als je aan de andere kant van de ideologische kloof staat? Dan lijkt jezelf opwerpen als een alternatief voor een partij aan gene zijde van de kloof nauwelijks een optie. Immers: als jij, om even in de Nederlandse context te blijven, een PvdA of Groenlinks bent, dan zullen zeer weinig PVV-stemmers geneigd zijn jou te zien als aanlokkelijk alternatief. “People prefer a problem they can’t solve above a solution they don’t likeâ€, schreef Lee Thayer al.
Dit is de uitdaging voor de Democraten in hun strijd tegen de Republikeinse partij van Donald Trump – maar die uitdaging speelt overal, ook hier in Europa. De opdracht moet dan zijn om niet de Trump aan te vallen, maar je te realiseren dat ook de kiezersschare van zo’n leider niet bestaat uit een ideologisch homogene groep mensen. Terwijl dat wel de fout is die veel strategen maken.
“People prefer a problem they can’t solve above a solution they don’t like†– Lee Thayer
Momenteel vragen – nu ‘rechts’ overal de wind in de zeilen lijkt te hebben – met name linkse partijen overal zich af met welke ideologische wapenen ze ten strijde moeten trekken. De kwestie leidt tot hoofdbrekens en soms bloedige interne strijd. Moeten ze op de sociaal-culturele tour gaan en het hebben over identiteit en immigratie, of juist praten over sociaaleconomische onderwerpen, zoals inkomensongelijkheid en bestaanszekerheid?
Kiezersgroepen zijn nooit homogeen
Die vraag stellen is alleen logisch wanneer je de kiezersschare van Partij X inderdaad ziet als een homogene groep. En dat terwijl zo’n schare per definitie altijd een coalitie is bestaande uit verschillende groepen. Dat moet goed kiezersonderzoek waar partijen over zouden moeten beschikken toch ook uitwijzen.
Natuurlijk, een groot deel van die kiezersschare heeft één onderwerp dat zij belangrijk vinden – in de context van Trump, Wilders, et al waarschijnlijk immigratie en integratie – maar het gaat er dan juist om dat je die kiezersgroepjes identificeert die daarnaast ook andere onderwerpen belangrijk vinden.
Want als uit – pak hem beet – 40 jaar kiezersonderzoek één conclusie als een huis staat, dan is het dat kiezers prioriteren. Altijd. De uitdaging is dus niet de leider aan te vallen, maar die kiezersgroepjes te identificeren die ontvankelijk zijn voor een ander (deel-)onderwerp en hen direct aan te spreken, om de leider heen.
Geert Wilders had dit zelf destijds goed in de gaten. Hij begreep dat hij met alleen zijn boodschap over immigratie, integratie en de EU in de aanloop naar de verkiezingen van 2010 aan een kiezersplafond zat. Hij realiseerde zich dat aan de uiterst linkerzijde van het spectrum een kiezersgroep bij de SP zat die zich vooral zorgen maakte over de staat van de zorg, en die ook zorgen had over immigratie en integratie. En dus bombardeerde hij ook de bescherming van de verzorgingsstaat tot een thema. Zo sloeg hij een brug naar een voor hem nieuwe kiezersgroep.
Resumerend: partijen die zich afvragen hoe zet het op moeten nemen tegen de Trumps van deze wereld doen er goed aan zich te beseffen dat kiezersgroepen minder homogeen zijn dan zij lijken. En dus in te zetten op het identificeren van de verschillende subgroepen en hen buiten de leider om te benaderen met op die groepjes afgestemde, specifieke boodschappen. Dat is geen strategie voor de korte termijn en ook zeker arbeidsintensief, maar uiteindelijk een veel effectievere dan de leider aanvallen.
Communicatiestrateeg en schrijver van het boek ‘Megafoonpolitiek‘. Op Twitter te vinden als @kajleers. Politiek bewust, voormalig financieel-economisch journalist, muziekmaker, professionele kletskous, schrijver. Geeft ook social media-trainingen, denkt graag met je mee over communicatiestrategie. En ja, content is en blijft King.