Categorieën
Analyses Voorpagina

Au revoir, Lodewijk Asscher, et à bientôt

Met het vertrek van Lodewijk Asscher als partijleider en lijsttrekker van de Partij van de Arbeid verliest Den Haag één van de slimste en – zoals Christenunie-leider Gert-Jan Segers hem omschreef – één van de meest begenadigde politici in jaren.

Ik had het voorrecht enige jaren met Asscher te mogen samenwerken in Amsterdam, toen hij daar wethouder was en ik woordvoerder van de PvdA-fractie.

Het hardst gelachen heb ik met hem in 2012, toen er foto’s moesten worden gemaakt van de opname van een campagnefilmpje in Amsterdam-West, met Diederik Samsom. Het idee was ook opnames te maken van Samsom en Asscher die meededen aan een voetbalwedstrijdje. Toevallig had Asscher net een paar dagen daarvoor een teen gebroken. Zonder een spier te vertrekken nam Asscher verrekkend van de pijn ballen aan en schoot ze met dezelfde pijnlijke voet rond.

Maar het echte lachen kwam achteraf, tijdens het terugrijden naar het stadhuis in de dienstwagen. Het was warm, dus de raampjes waren opengedraaid. De vaste chauffeur wist wat Asscher leuk vond: André Hazes, lekker hard, opdat er door iedereen net zo hard meegeblèrd kon worden. Niet alleen kent Asscher de gedichten van ‘s Neerlands grootste poëten uit zijn hoofd, ook de lyriek van Hazes staat stevig in zijn brein geprent.

Je maakt niet vaak mee dat je met de wethouder van de grootste stad van Amsterdam, zijn medewerker en chauffeur keihard met Hazes vals meejankend door de stad rijdt.

Iets anders – en iets wat hij helaas zelden laat zien – is dat hij behoorlijk ad rem is, snoeiharde grappen kan maken en vooral mensen heel goed na kan doen.

Met hetzelfde gemak zat Asscher als opvolger van Job Cohen aan het hoofd van de tafel bij het project Van Waarde, dat het nieuwe sociaaldemocratische gedachtengoed voor de PvdA vorm gaf, en las hij ‘s avonds de werken van een Jospeph Stiglitz – wanneer hij niet, als minister, tot diep in de avond hutkoffers vol stukken zat weg te werken of met Europese sociaaldemocraten werkte aan modern sociaaldemocratisch gedachtengoed in het Policy Network-netwerk.

En zo is Asscher; van alle markten thuis. Een Mensch.

Ja, ook een op en top politicus. Iets wat hij, Mark Rutte, Jesse Klaver en nog wel anderen in de politiek met elkaar gemeen hebben is de enorme wil om te winnen.

Selectief? Jazeker. Zoals elke slimme politicus maakte ook Asscher keuzes in waar hij vol achteraan gaat, en wat kan wachten. In Amsterdam maakte hij als wethouder furore. Hij was niet bang om risico’s te nemen en als hij zich ergens gepassioneerd voor voelde, dan beet hij zich erin vast en liet hij niet los.

Voorbeeld. Als onderwijswethouder in Amsterdam ging hij helemaal niet over de onderwijskwaliteit. Onderwijswethouders gaan eigenlijk alleen over de gebouwen waarin dat onderwijs plaatsvindt.

Maakte Asscher niet uit: hij liet gewoon een lijst van de goed en slecht presterende scholen aanleggen en publiceerde die.

Pandemonium.

Woedend waren ze, de schooldirecteuren. Maar Asscher pikte het gewoon niet dat de onderwijskwaliteit her en der slecht was, de directeuren hadden hun kont al lang tegen de krib gegooid en vanuit Den Haag gebeurde er te weinig. Dus hup, aanpakken. En dat lukte: de kwaliteit van de meeste basisscholen ging vooruit dankzij Asscher’s Sturm und Drang.

En: hij is strategisch héél slim. Waar zijn mede- of tegenstanders misschien net bij de volgende stap in een proces aankomen, is hij in zijn hoofd al twee of drie stappen verder. In Rutte-2 was hij VVD’ers op die manier vaak te slim af.

En Asscher kan ontwapenend eerlijk zijn. Bij een verkiezingsuitslag-avond in de Melkweg in Amsterdam, nu jaren geleden, stond hij toevallig naast mij toen net de uitslag doorkwam. Ik kende hem toen vooral van naam, als wethouder. De verkiezingsuitslag viel een tikje tegen. Hij boog zich naar me toe en zei, met enigszins opgeheven hoofd en zijn wijsvinger prikkend in zijn kin: “tja, het was toch ook een kutprogramma?”, verwijzend naar het verkiezingsprogramma van zijn eigen partij.

Dat waardeer ik zeer, iemand in zo’n positie die gewoon eerlijk zegt wat hij vindt.

Iets anders is zijn loyaliteit. Aan de loyaliteit van de mensen om iemand heen kun je doorgaans goed afmeten hoe loyaal hij aan hen is. Door de jaren heen heb ik mensen van divers pluimage en evenzo verschillende partijen leren kennen die het niet over hun hart konden (en kunnen) verkrijgen in het openbaar kritisch te zijn op Asscher, soms tot frustratie van veel journalisten. Ik ben daarom benieuwd naar het boek dat over hem geschreven wordt en waarvan het maar afwachten is of het nog verschijnt, nu hij uit de politieke arena verdwijnt.

Wel was Asscher heel lang bestuurder. Hij was welgeteld 2 jaar raadslid in Amsterdam en daarna meteen 10 jaar lang wethouder en politiek leider van de PvdA Amsterdam. Daarna stapte hij over naar Den Haag.

Met die ervaring trad Asscher toe tot Rutte-2.

Het Trauma van Rutte-2
Veel zou anders gedaan worden. En er zijn nog steeds zaaltjes vol PvdA’ers die denken dat de PvdA alleen maar VVD-beleid uit heeft zitten voeren. Dat is zeker niet waar.

Hele paragrafen uit het PvdA-verkiezingsprogramma zijn door het model van uitruilen bijna verbatim gekopieerd naar het regeerakkoord, met natuurlijk volle instemming van Asscher en Samsom, de andere bewindslieden, de Tweede Kamer-fractie en met goedkeuring van de meeste partijleden.

Achteraf bleek dat nogal wat PvdA’ers en kiezers uit 2012 het verkiezingsprogramma van hun (voorkeurs-)partij niet erg goed hadden gelezen. De partij was voornemens flinke hervormingen door te voeren.

Onder Rutte-I, van VVD, CDA en met steun van PVV, was er ook al een fors decentralisatiebeleid naar de gemeenten afgesproken. De PvdA was niet tegen decentralisaties an sich – gemeenten weten immers op veel vlakken ook echt veel beter wat er speelt dan een veraf gelegen ministerie. En weinigen wisten dat zo goed als de man die 10 jaar lang wethouder was van Amsterdam. Maar Rutte-1 bezuinigde tegelijkertijd ook fors op de budgetten waarmee gemeenten al die nieuwe taken zelf moesten gaan uitvoeren.

Asscher zelf foeterde op de manier waarop Rutte-1 tekeer ging en ageerde daar als wethouder met succes tegen in de media. Dat werd ‘die arrogante blaag uit Amsterdam’ (citaat van een Haagse PvdA’er van toen) niet altijd in dank afgenomen.

Vervolgens trad hij toe tot Rutte-2, onder leiding van dezelfde premier en een decentralisatie-politiek die vooral in detail verschilde van die onder Rutte-I.

Ik had persoonlijk weinig fiducie in Rutte-2.

Vlak na zijn benoeming tot minister van Sociale Zaken en vice-premier stak ik Asscher een hart onder de riem door hem te zeggen dat hij het risico liep te eindigen als Nick Clegg, de leider van de Liberal Democrats in Groot-Brittannië. Die stapte in een coalitie met David Cameron’s Conservatives – en werd daarvoor afgestraft. Clegg ging met zijn LibDems van 57 naar 8 zetels. Dat risico zag Asscher zelf niet zo, het zou echt anders gaan.

Bovenstaande schrijf ik hier niet op om mijzelf eens lekker op mijn borst te roffelen, maar omdat het optimisme breed gedeeld werd in de PvdA-rangen. Een ervaren politiek assistent, die al eerder ‘PA’ was in een kabinet met PvdA, riep in die dagen op een podium in De Balie in Amsterdam dat ‘de PvdA misschien wat zetels zou kwijtraken bij de volgende verkiezingen’, maar dat was de prijs van regeren.

De afloop is bekend. Dus toch het Clegg-scenario. De PvdA kreeg een enorme opdoffer. Asscher en de partij maakten mee wat Groenlinks na de klap in 2012 meemaakte. In één keer viel zo’n 80% van de inkomsten weg. Driekwart van de gedreven partijmedewerkers moest ontslagen, overal werd hard bezuinigd. Een tranendal. En Asscher wist: dit is ook mijn schuld.

Hij nam zich voor terug te komen. Te laten zien dat de PvdA terug kon vechten. Om iets goed te maken, ook, naar zijn cluppie. En niets is mooier dan met 9 spelers 0-3 achter te staan en dan tóch nog te winnen met 4-3. Dat de PvdA met overmacht de winnaar werd van de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2019 was nog maar het begin, dat wist Asscher zeker.

Toeslagenaffaire
En toen was er wat later de toeslagenaffaire ging heten. Wat ik daar van vind? Verschrikkelijk. Had nooit mogen gebeuren. Is ook niet moeilijk: dat vindt (bijna) iedereen.

Toch, tijdens Rutte-2 moesten mensen in mijn directe omgeving zelf ervaren wat de consequenties waren van het kabinetsbeleid – in een andere context, maar toch – en die waren bepaald niet mals. Met die ervaringen in het achterhoofd raakte de toeslagenaffaire mij nogal.

Maar ik vraag me af of het heel belangrijk is, wat ik van dit alles vind. Ik ben ook maar gewoon de zoveelste roeptoeter met een eigen blogje en een Twitter-account.

Voor wat het waard is: ik vond in elk geval dat Asscher niet hoefde af te treden. Ik vond dat het aan de kiezer was om een oordeel te vellen – mits, tenminste, de PvdA-leden Asscher zouden blijven steunen als lijsttrekker. Ja, dat zou betekenen dat hij in wéér een verkiezingscampagne in feite opnieuw verantwoording had moeten afleggen over zijn ministerschap in Rutte-2.

Maar goed, ik vond destijds ook dat niet Asscher, maar Diederik Samsom als partijleider en mede-grondlegger van Rutte-2 verantwoording had moeten afleggen in de verkiezingscampagne van 2017.

Het is lovenswaardig als de leider van een partij, organisatie of bedrijf verantwoording aflegt en uitlegt waarom hij of zij bepaalde keuzes heeft gemaakt. Dan kunnen de kiezers, de leden van de organisatie of het personeel (of de aandeelhouders) daarover oordelen.

Zeker, Asscher die de facto in elk debat zou worden aangevallen op zijn nalatenschap van Rutte-2: het zou een heel lastige verkiezingscampagne geworden zijn. Maar als de PvdA-leden zijn lijsttrekkerschap hadden gesteund, waarom niet?

Maar het laatste was niet zeker, zo bleek uit een online raadpleging van PvdA-leden. Kennelijk leefde toch ook de gedachte dat de kans op een 4-3 aanzienlijk kleiner was dan een 1-3. En ja, ook leefde onder nogal wat PvdA’ers oprecht de gedachte dat Asscher persoonlijk verantwoordelijkheid moest nemen voor zijn rol als minister.

Luctor et emergo
In de aanloop naar het geplande PvdA-congres van 16 januari werd een serie moties voorgelegd aan de leden in de zogenaamde online Ledenkamer. Op dinsdag 12 en woensdag 13 januari konden mensen stemmen. Al snel bleek dat er verdeeldheid was over Asscher’s aanblijven als lijsttrekker. De basis bleek te smal, zoals dat heet. De publicatie van die uitslag zou de toch al uitdijende discussie over zijn positie alleen maar feller en moeilijker hebben gemaakt. Het zou ook betekend hebben dat Asscher tot aan verkiezingsdag vooral geconfronteerd zou gaan worden met zijn rol en weigering af te treden. Voor het aanpakken van de electorale concurrentie zou geen ruimte zijn. En een een nieuwe nederlaag kon en kan de PvdA zich slecht veroorloven.

De ochtend daarop publiceerde Asscher zijn inmiddels bekende aftreedvideo op Facebook.

Asscher’s aftreden is een verlies voor de PvdA en de sociaaldemocratie. Asscher had na zijn loutering in de verkiezingscampagne van 2017 zijn bestuurderskorset afgeschud en leek de lol van het volksvertegenwoordiger zijn terug te hebben gevonden. Eindelijk vrij, niet gebonden aan coalitieakkoorden of deals, los van tenen waar hij op zou kunnen staan en waar hij dus rekening mee moest houden. En ook was daar het gevoel van willen winnen weer terug. De triomf van het terugkomen van 0-3 naar 4-3 met 9 spelers. Luctor et emergo; strijden en bovenkomen.

Asscher schreef met ‘Opstaan in het Lloyd Hotel’ (een samenwerking met Michiel Zonneveld) een boek waarin hij sommige taboes het raam uit wierp, korte metten maakte met wat er nog restte van het derde weg-denken in de partij en zich een onversneden klassieke sociaaldemocraat toonde. In debatten in de Tweede Kamer had hij zijn mojo gevonden. Andere fractievoorzitters keken met ontzag naar hoe hij opereerde. Menigmaal had hij de coalitiepartijen tuk, omdat hij – zoals zo vaak – weer 2 of 3 stappen vooruit had gedacht.

In de partijorganisatie waaide een nieuwe wind. Asscher en zijn medestanders waren de bekende zurigheid in de PvdA beu; de dictatuur van de oude witte mannen die tijdens afdelingsvergaderingen achterin de zaaltjes elk nieuwig idee bij voorbaat afschieten. Ook aan de voortdurende afrekencultuur moest een einde komen, vond Asscher. Het is al moeilijk genoeg om soms moeilijke compromissen uit te leggen aan kiezers, maar als je ook nog eens dag in, dag uit door je eigen partijleden onder vuur wordt genomen, dan treden chagrijn en bunkermentaliteit al snel in. De PvdA mocht wel weer eens leuk en gezellig worden, vond Asscher.

En boven dit alles hing – en hangt – een Zwaard van Damocles dat ook boven andere partijen hangt: vergaande vergrijzing van leden en kader, met als gevolg afdelingen her en der die simpelweg ophouden te bestaan. Verjonging was en is hard nodig. Elke partij is daarmee bezig, maar voor de PvdA is het alle hens aan dek. In 2017 had de PvdA de op één na oudste kiezersachterban van het land; het moest alleen 50Plus voor zich laten gaan. Onder Asscher werd de verjongingsslag stevig ingezet en de zuurgraad nam af.

Maar hoewel Asscher duidelijk een veelbelovende nieuwe weg had ingeslagen, haalde het spook van Rutte-2 hem tóch weer in en werd het zelfs, vier jaar na 2017, opnieuw een dreiging voor de partij.

De halveringstijd van Rutte-2 is (?) jaar
Eind 2016, begin 2017 mocht ik voor de Volkskrant columns schrijven over de verkiezingscampagne 2017 en de partijen die meededen. In de column die ging over de PvdA beschreef ik hoe lijsttrekker Asscher rondliep met een vat radioactief afval op zijn rug. Zeggen dat het mij niet overal in dank werd afgenomen is een understatement. Tut tut, nou nou, moest dit nou, het zou toch wel meevallen allemaal, en meer van dat.

Wat bleek: linkse kiezers die in 2012 massaal op de PvdA stemden, stonden na minder dan een jaar Rutte-2 te popelen op de kans de partij in elkaar te slaan. En ze bleken ook nog eens zeer geduldig. Bijna vijf jaar later kreeg de PvdA de grootste verkiezingsnederlaag ooit te verduren. Gehoopt werd dat de PvdA daarmee de rekening voor deelname aan Rutte-2 wel betaald had.

Voor de PvdA als partij wel, ja. De PvdA krabbelde langzaam op in de kiezersgunst, werd in Europa zelfs weer de grootste. En dat was zeker ook de verdienste van Asscher. Maar de halveringstijd van de Rutte-2-elementen bleek langer dan 4 jaar.

Het vat op Asscher’s rug verdween even buiten beeld, maar kwam dankzij het onderzoek van de commissie die de toeslagenaffaire onderzocht weer vol in het zicht – en begon ook weer straling af te geven. Uiteindelijk bleek dat ook die persoonlijke rekening uit Rutte-2 nog betaald moest. Of het met het terugtreden van Asscher nu klaar is voor de PvdA is afwachten, net als op ‘Ook Dát Hadden We Nooit Moeten Doen’.

Ik hoop dat Asscher nu niet verloren is voor de publieke zaak en ben benieuwd wie zijn – grote – schoenen zal kunnen vullen.

En daarbij: iets zegt mij dat het waarschijnlijk te vroeg is om deze blog over Lodewijk Asscher voor het grootste deel in de verleden tijd te schrijven. Gebroken tenen of niet, die triomfantelijke 4-3, against all odds, zal altijd blijven lonken.